De Franse president Emmanuel Macron was vorige week te gast in de VS voor een driedaags staatsbezoek. Hij was daar om te lobbyen voor Nederland. Macron reisde immers af naar Washington om zijn ergernis te uiten over de nieuwe Amerikaanse Inflation Reduction Act (IRA). De IRA-wetgeving bevoordeelt Amerikaanse bedrijven met subsidies en belastingvoordelen voor de Amerikaanse markt, maar benadeelt Europese – en dus ook Nederlandse – concurrenten. Europese beleidsmakers vrezen dat de VS hiermee investeerders uit Europa wegkaapt. Hierdoor zou de Europese economie nog kwetsbaarder kunnen worden dan ze nu al is.
Ondanks de mogelijk funeste gevolgen voor Nederlandse bedrijven, is de IRA nog geen voorpaginanieuws in de meeste Nederlandse kranten. Internationale media, waaronder Politico, houden het politieke rumoer rondom die wet wel nauwlettend in de gaten. Macrons bezoek aan het Witte Huis leverde dan ook indrukwekkende beelden op: een militaire parade, een luxueus staatsdiner en innige omhelzingen tussen presidenten Macron en Biden.
Tegelijkertijd werd duidelijk dat Europa een eeuwenoud communicatiecredo inzette: hoe meer stemmen dezelfde boodschap delen, hoe sterker die boodschap luidt. Daarom verenigen bedrijven zich bij brancheorganisaties en doen lokale overheden mee aan landelijke samenwerkingsverbanden. Het is verstandig om gedeelde belangen te behartigen onder één vlag. De vlag in de IRA-casus was die van de Europese Unie en Macron was de vlaggendrager.
De keuze voor Macron als supranationale woordvoerder is begrijpelijk. Frankrijk geldt immers als ‘America’s oldest ally’, de oudste bondgenoot van de VS. Een goed onderbouwde kernboodschap uit Parijs valt dus zelden in dovemansoren in Washington. Het resultaat van de Franse lobby? Biden kondigde donderdag aan dat de Inflation Reduction Act moet worden aangepast, zodat ook Europese – en dus Nederlandse – bedrijven profijt hebben van die wet.
Wie weet blijft het bij woorden. Maar de Europese kernboodschap is in ieder geval geland in Washington, D.C.