De politieke toekomst van de trein

Het openbaar vervoer is inmiddels politiek nieuws. Voormalig Tweede Kamerlid en minister van Sociale Zaken Wouter Koolmees (D66) staat sinds vorige week aan het roer van de Nederlandse Spoorwegen (NS). Maar de NS verkeert in zwaar weer. Er zijn te weinig conducteurs, waardoor treinen vaak overvol zitten of gewoon niet rijden. Kort na Koolmees’ aantreden, maakte de NS bekend dat kantoormedewerkers zullen moeten bijspringen als conducteurs.

Ondertussen zien de media steeds meer gelijkenissen tussen het NS-debacle en de chaos op Schiphol eerder dit jaar. De mediabeelden van beide bedoeningen laten dan ook hetzelfde zien: grote groepen passagiers, drukke medewerkers en een goedlachse ex-politicus als directeur. Daarnaast is de NS – net zoals Schiphol – sterk verbonden aan andere politieke uitdagingen, waaronder de krappe arbeidsmarkt en stikstofuitstoot. Immers: hoe meer mensen in het OV, hoe minder mensen in de auto, wat weer leidt tot minder stikstofuitstoot.

Tegelijkertijd is de toekomst van de NS ook een bron van intensief politiek debat. In Brussel (en in de VVD) klinkt immers de roep om meer marktwerking op het spoor. Andere partijen, zoals Arriva, zouden moeten kunnen concurreren met de NS voor het hoofdrailnet. Echter, op die route ligt een kleine drempel: de NS heeft al een concessie voor het hoofdrailnet tot 2035. Daar komt nog een drempel bij. Het grootste deel van de Tweede Kamer, van GroenLinks tot de PVV, is immers geen voorstander van meer concurrentie op het spoor.

Hiermee lijkt de Kamer zich hard te maken voor de NS (waarvan de Staat 100% aandeelhouder is). Het is dan ook aan die Kamer – en aan ex-Kamerlid Koolmees – om met voorstellen te komen die de NS draaiende houden.