
De vereenvoudiging van het Nederlandse belasting- en toeslagenstelsel is urgenter dan ooit. Al jarenlang loopt de overheid, en daarmee de samenleving, tegen de grenzen aan van een systeem dat te complex en daarmee kwetsbaarder is geworden. Denk bijvoorbeeld aan de kinderopvangtoeslagaffaire of de problematiek bij het UWV. Deze problemen onderstrepen dat het huidige stelsel niet meer voldoet aan de eisen van deze tijd.
De politieke wil om het systeem te hervormen is er wel degelijk. Tijdens het Commissiedebat ‘Belastingen in maatschappelijk perspectief’ (september 2024) spraken partijen van links tot rechts zich uit voor een vereenvoudiging. Ook kondigde de SER afgelopen week aan dat het een ongevraagd advies over dit onderwerp zal uitbrengen. Daarnaast vond op 26 maart het Commissiedebat ‘Nationale Fiscaliteit’ plaats. Hier vroegen verschillende fracties zich af waarom fiscale regelingen, die het stelsel onnodig complexer maken, nog niet zijn afgeschaft.
Waarom is vereenvoudiging zo lastig te realiseren?
Hoewel de wens tot verandering dus breed gedragen wordt, blijkt het in de praktijk lastig om daadwerkelijke stappen richting vereenvoudiging te zetten. Redenen hiervoor zijn onder andere:
- Het IT-systeem van de Belastingdienst is verouderd, waardoor (grote) aanpassingen niet mogelijk zijn;
- Het belastingstelsel wordt gebruikt om gedrag te beïnvloeden (zoals via accijnzen op brandstof) of om maatschappelijke doelen te realiseren (bijvoorbeeld via stimuleren van elektrisch vervoer via belastingkortingen). Deze regelingen maken het stelsel vaak complexer.
- Er bestaan fundamentele verschillen van inzicht over de inrichting van een toekomstig stelsel. Een breed politiek draagvlak is essentieel, maar lastig te realiseren in het huidige versnipperde landschap.
Wat doet het kabinet om toch stappen te kunnen zetten?
Ondanks deze obstakels probeert het kabinet op onderdelen toch verbeteringen door te voeren. Een belangrijke focus ligt op fiscale regelingen — dat wil zeggen: uitzonderingen binnen het stelsel die zorgen voor lagere belastingopbrengsten. Denk hierbij aan de hypotheekrenteaftrek, het verlaagde btw-tarief en de landbouwvrijstelling.
Deze en meer regelingen zijn geëvalueerd. Als uit de evaluatie blijkt dat een regeling niet effectief of inefficiënt is, streeft het kabinet naar afschaffing. Een regeling wordt alleen als positief bestempeld als het voldoet aan twee voorwaarden:
- Doelmatigheid: is de regeling efficiënt?
- Doeltreffendheid: wordt het doel met deze regeling bereikt?
Op basis van deze evaluaties hebben inmiddels verscheidene regelingen een negatief advies gekregen. Toch zijn lang niet al deze regelingen inmiddels afgeschaft.
Wat is je perspectief als belangenbehartiger?
Als belangenbehartiger is het van belang te benadrukken dat de afschaffing van fiscale regelingen niet alleen beoordeeld moet worden op basis van doelmatigheid en doeltreffendheid. De bredere maatschappelijke effecten verdienen ook serieuze aandacht.
Een voorbeeld is de sportsector, die waarschuwde voor de gevolgen van het schrappen van het verlaagde btw-tarief op sport. Niet alleen zou dit financiële druk op de sector leggen, ook de toegankelijkheid van sport en daarmee volksgezondheid zouden eronder lijden. De sector heeft duidelijk gemaakt dat dit soort neveneffecten moeten worden meegenomen in de afweging. Verschillende politieke partijen bleken gevoelig voor deze argumenten. Uiteindelijk is de btw-verhoging op sport niet doorgegaan. Bovendien spraken veel fracties zich tijden het tweeminutendebat btw-onderwerpen van 27 maart uit tegen de afschaffing van het verlaagde btw-tarief, voor welke sector dan ook, ondanks een negatieve evaluatie van deze regeling.
Concluderend
De vereenvoudiging van het belastingstelsel is noodzakelijk, maar niet eenvoudig te realiseren. Verschillende aspecten zijn nauw met elkaar verweven. Juist daarom is het van belang dat belangenorganisaties een actieve rol blijven spelen in het debat, en blijven wijzen op de vaak onbedoelde effecten van op het oog logische beleidsaanpassingen.